Pelgrimstocht 2025 door Bob van Toor
Waar zijn we in hemelsnaam aan begonnen? vroeg Job. Ik kon het hem niet vertellen. We hadden ons opgegeven om de Via Francigena te lopen, een route die een middeleeuwse bisschop ooit aflegde naar Rome, met alumni van ons oude gymnasium. In wat voor bedden, slaapzalen, monnikscellen zouden we terechtkomen? Geen idee. Met wat voor mensen? We tuurden naar de profielfotootjes in de net aangelegde appgroep.
Maar goed, vanaf het moment dat Job naast me aanschoof in het eerste uur van de eerste les van de eerste klas van het Gym hadden we samen de tocht naar de inzakkende dependance getrotseerd, roddelend of Disney-hits zingend, en het blokuur na de fietstocht uit Bussum waarin je doorweekte spijkerbroek veranderde in een klamme dwangbuis. Gele kaarten voor giechelen in de biologieles van meneer Stuik, voor de hele klas Ovidius scanderen bij mevrouw Beenaerts. We ondergingen de briljante achtbaan die geschiedenisles van meneer Reijnders was, en gingen door de grond in Theater Gooiland als we onze tekst kwijt waren in de Grote Avond of als de rector in zijn dankwoord weer vergat de decorploeg van meneer Porck te noemen. Dus wat konden een dozijn pelgrimerende alumni en het Italiaanse landschap ons maken?
Moe en zeer tevreden, bleek toen we na de eerste loopdag onze zeiknatte regenponcho’s uittrokken in de galmende hal van een klooster. Een imposante non met Senegalees-Franse tongval wees ons naar slaapzalen, een ouder exemplaar nam onze pelgrimspaspoorten in om die zorgvuldig van stempels te voorzien. Die dag waren twee hoofdthema’s van de tocht al kristalhelder geworden: dat a) de Italiaanse lente zowel prachtige zon over de heuvels biedt als hoosbuien waarin je de scholen vis ongeveer voorbij ziet zwemmen, en b) onze groep elke generatie bevatte die het lopen nog machtig was. Een zestiger die ons er allemaal uit wandelde om bij aankomst in haar kamer een pleisterpost te openen voor wie blaren had. Dan de veteraan-Romeloopster die bij elke tussenstop een geweldig verhaal kon vertellen, en groepsleider plus spiritueel kompas Elsbeth ‘mevrouw’ Oskamp die daarbij steevast als een lappenpop contact met de Italiaanse aarde ging liggen te maken. Twee sfeermakende gymnasiumvriendinnen die dagelijks na aankomst een tafel in de plaatselijke osteria veroverden en die lieten volzetten met aperol-spritzen voor dorstige mede-pelgrims; de initiatiefrijke veertiger met zangstem als een klok die het Romeinse dialect machtig was en aldus stevig kon onderhandelen met de obers; Job en ik, een twintiger uit Delft die zelfgemaakte energierepen uitdeelde, en tot slot twee dappere en geestige vijfdeklassers van ons eigen Gym.
Je zou kunnen denken dat a) en/of b) een uitdaging vormde, maar de buitjes in de eerste dagen smeedden ons tot een innige groep en de generaties trokken juist zorgzaam en geïnteresseerd met elkaar op (al bleef er genoeg voor Job en mij te roddelen over). Elke dag deden de twee zestienjarigen een moment hun airpods uit en dan keek eenieder gretig hun kant op, want dan deelden ze een levensvraag met ons (Is er iets dat je anders gaat doen na deze pelgrimstocht? Wat heb je overgehouden aan je tijd op het GGH?) om die dag bij het wandelen met elkaar te overpeinzen. Of ze deelden mee voor welke TikTok-challenge ze ons het dansje gingen aanleren die dag om te filmen en uploaden – de Delftse student is nu naar verluidt een idool onder Hilversumse tieners.
De Via Francigena zelf is een aaneenschakelijk van superlatieven, en dat schrijf ik niet omdat Elsbeth me heeft bezworen dat ze de aanmeldingen voor 2026 wil zien binnenstromen. Na het avondmaal op kousevoeten naar de kapel van een oud stadsklooster trippelen om de nonnen de vespers voor Maria te horen zingen. De zon zien doorbreken boven een Etruskische stadje op een rots (en, goed, daar dan met soppende schoenen wel nog even naartoe moeten klimmen). Halverwege een goddelijke pasta erachter komen dat dit rustieke buurttentje gewoon in de Michelingids staat. In een uitgestorven dal, groen en ruisend van de fecundità – die regen was ergens goed voor – Agathè Eris zingen en versgebakken focaccia en plaatpizza verorberen. Een witharig mannetje kwam achter zijn espresso-apparaat vandaan om een extra stempel in mijn pelgrimskaart te zetten, een vrouw die een verborgen kapelletje aan het bezemen was hing ons zonder verdere woorden een houten kruishangertje om de hals. Toen onze jongste wandelaar last van haar heup had, kreeg ze direct een ritje naar het volgende stadje van de Italiaanse amici op leeftijd die in het plaatselijke café hun caffè zaten te nippen.
De eeuwige stad tegemoet lopend langs ruïnes en ijssalons, autofabrieken en grafheuvels, roddelend en uit volle vorst Disney-hits zingend, concludeerden Job en ik dat dit het magische aan de tocht is: het onverwachte tegemoet treden. Sinds we met angst en beven het Gym betraden – en het al even nerveus weer verlieten – waren onze werkdagen en vakantieweken steeds comfortgerichter en voorspelbaarder geworden. We liepen de Via Francigena dan wel niet, zoals duizenden voeten voor ons, voor kwijtschelding van onze zonde, of om het licht te zien, of diep verdriet te verwerken. Maar misschien is een pelgrimstocht in 2025 ook: voor één keer met volledig open vizier de ene voet voor de andere zetten, en kijken waar het je brengt, wat het brengt, wat jij brengt.
In Rome werden we warm onthaald door stralende zon en wat voelde als twaalf miljoen katholieke bezoekers, allemaal reikhalzend uitkijkend naar de Paasboodschap van de heilige vader. Na een ontroerende Nederlandse mis in de Friezenkerk stuurde Antoine Bodar ons dan ook op tijd, en voorzien van een met Word 98 vervaardigde pelgrimsoorkonde en een prijzend woord de trappen af naar buiten, het Sint Pietersplein op. (De colonne limousines met de Amerikaanse vicepresident was even daarvoor door een woedende, boeroepende menigte het Vaticaan uitgereden.) Daar verscheen hoog op het balkon een klein wit stipje en mompelde de zegen voor urbi et orbi, wat wij natuurlijk allemaal met gemak vertaalden. De paus vond het mooi geweest, en wij ook.